dinsdag 22 december 2015

Kliniekbewoners

Mijn eerste dagen moest ik er erg aan wennen dat je in opname doorlopend onder toezicht staat. Je kunt nog geen opmerking aan de lunchtafel maken zonder de gedachte dat het misschien in je dossier gezet wordt. Voor sommige verpleegkundigen is alles een probleem. Naast het doorlopende toezicht moest ik ook erg wennen aan het feit dat ik a. een kliniekbewoner ben en b. dat er daar meer van zijn.

Over het woord "kliniekbewoner" heb ik lang gedaan. Ik had geen idee hoe ik naar mezelf en naar ons allemaal moest verwijzen. Patiënt? Dat klinkt alsof we in het ziekenhuis liggen en zo voelt het toch niet, zelfs al zijn we dan allemaal ziek. Cliënt? Dat voelt meer alsof ik bij een advocaat zit of bij een woonwinkel een nieuwe keuken koop. Mijn moeder opperde het neutrale "huisgenoot", maar we wonen niet in een huis, we wonen in een kliniek. Zo kwam ik op het woord "kliniekbewoner". En dat voelde beter.

Als je dan kliniekbewoner bent, zit je de hele dag tussen andere kliniekbewoners of mensen uit de deeltijdgroep. Onze kliniek is de open afdeling. Dat betekent dat we redelijk vrij zijn. Er wordt 's nachts niet gecontroleerd, we doen zelf de boodschappen voor ontbijt en lunch (wel met een boodschappenlijstje van de kliniek) en tussen de therapieonderdelen kun je zoveel naar buiten als je wilt, mits je even netjes meldt dat je weggaat en wanneer je terug bent. Op de gesloten afdeling is dit allemaal een probleem.

Die vrijheid vond ik erg fijn. In het begin moest ik namelijk erg wennen aan de hele tijd mensen om me heen. Het feit dat ze problemen hadden, viel me in eerste instantie nauwelijks op. Maar na een tijdje begin je dingen te zien. Er was de man, een grote stoere motorvent met een leren jack en tattoo's, die me op een avond totaal uit het niets boven een bakje vla begon te vertellen over zijn man, met wie hij al dertig jaar samen was. 'Ik ben hier nu even nadat onze ruzie enorm uit de hand is gelopen, maar ik hou zoveel van hem.' Ik beschouw mezelf als een persoon met weinig vooroordelen, maar hier was ik toch door verrast.

Dan is er de jongen met zulke heftige dissociaties dat hij totaal niet meer weet waar hij is als hij weer "tot zichzelf komt". Je ziet hem aan de eettafel alleen wegraken als je erop let: dan staart hij voor zich uit en al zijn spieren spannen aan. Verder zie je het niet. Als hij weer terugkeert, zie je het wel: dan kijkt hij met wilde ogen om zich heen en krijgt vervolgens een paniekaanval omdat hij geen idee heeft hoe hij hier terecht is gekomen. Ook is er het meisje dat de afgelopen twee weken opgeteld nog geen tien uur heeft geslapen. Ze doezelt af en toe tien minuten, soms een half uurtje, en verder is ze wakker. Op het moment dat ik dit schrijf, is ze al ruim tachtig uur wakker en het begint haar op te breken. Ze schuifelt met donkere kringen onder haar ogen op haar sloffen door de kliniek en gaat als een slaapwandelaar naar de therapieblokken. Maar ze valt niet om. Ze is er nog.

Wie niet meer bij ons is, is de vrouw die tegelijk met mij binnenkwam. Een jaar of vijftig, vriendelijk, bedachtzaam en met een groot verlangen naar haar huis en haar hond. Na een paar dagen merkten we dat ze achteruit begon te gaan. Ze was vaker de draad van de dag kwijt, had hevige schoonmaakdwang waarbij niemand contact met haar kon krijgen. Na een week kwam het tot een hoogtepunt. Ze trok midden in de gangen haar kleren uit, liep met het broodmes takjes van de planten af te zagen omdat ze de boel 'netjes wilde maken' en praatte je soms ineens na. De hele afdeling werd er onrustig van en uiteindelijk is besloten haar naar de gesloten afdeling te plaatsen. De rust keerde langzaam terug, maar het liet wel sporen achter.

Zo beweegt het leven in de kliniek zich voort. Soms komen er nieuwe opnames bij, soms nemen er mensen afscheid. En ik zit hier nog steeds en probeer te verwerken wat ik allemaal meemaak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten